Al vrij vroeg begon ik met uitgaan. Op mijn 15e sloop ik al her en der illegaal wat uitgaansgelegenheden binnen. De controle was toen nog niet zo streng en de leeftijd voor alcohol was 16.
Ik had de smaak al snel te pakken en ging het liefst niet één maar drie keer per weekend stappen. Barretjes, disco’s, af en toe zo’n nachtclub.
Maar wat was dan precies uitgaan? Sociaal was ik niet, meestal stond ik ergens op een rustig plekje te kijken naar het uitgaanspubliek want dansen heb ik nooit de vrijheid voor gevoeld. Dus ja, stond ik dan, peuk in de ene hand, biertje in de ander. Steevast ofwel dronken danwel aangeschoten thuis. En altijd later dan afgesproken. Ouderlijk gezag had ik nog nooit van gehoord. Het is tenslotte de puberteit en je rebelleert.
Nog steeds ben ik graag in de kroeg. Laatst had ik zelfs plannen om bij Café Averechts in Utrecht barman te worden, dat kan daar als vrijwilliger. Ik houd van de sfeer in zo’n kroeg. Na 3 bier is iedereen filosoof, ik dus ook. De mysteriën van het universum worden ontrafeld en bij het 10e biertje zijn zelfs uitingen van liefde naar vrienden toe geoorloofd.
Meestal stip je bij het 15e biertje nog even je existentiële crisis aan, wat is alcohol toch een probaat middel voor waarheidsvinding. De kroeg sluit en je hebt een hoop werk verricht. Resultaten verdampen in de ochtend en alleen de kater resteert. Dát is uitgaan.