Mijn donderdagen staan tegenwoordig in het teken van mijn vriendschap met Frits. De afgelopen weken hebben we de brief aan de Romeinen van de apostel Paulus behandeld en daarna een uitstapje naar Nietzsche en zijn Uebermensch, uitersten wellicht maar daarom niet minder interessant.
Afgelopen week stelde Frits voor om “ergens heen te gaan.” Ik had daar wel oren naar en kwam vervolgens met het voorstel om Doesburg in Gelderland aan te doen. Hoe ik bij Doesburg kwam weet ik nog steeds niet, wellicht liet ik me verleiden door prachtige plaatjes op internet of het feit dat het een Hanze-stad is.
Eenmaal aangekomen blijkt Doesburg niet veel voor te stellen. Pittoresk allicht maar de moeite waard om anderhalf uur voor op-en-neer te reizen misschien niet. De lunch gaat er goed in, een warme soep voor bij het koude en regenachtige weer; wat frietjes om het af te maken.
De kerk is uiteraard dicht, zoals vaak het geval is bij protestantse kerken. Het centrum is schattig. Er is een arsenaal omgebouwd tot restaurant, dateert van 1309 (interessant wel), maar verder is er echt niet zoveel in Doesburg. Even laat ik me bijna verleiden een Beatles-LP te kopen, Abbey Road, die met die karakteristieke foto van 4 mannen op een zebrapad.
We zijn het zat, Doesburg kan niet echt bekoren en het is koud. Omdat we toch via Arnhem terug moeten stel ik voor daar dan maar iets te ondernemen. Ik heb mijn museum jaarkaart bij (idee van mijn vriendin) en die komt nu goed van pas want Arnhem heeft een museum.
Nu wil het geval dat er een tentoonstelling is over kunst in het Derde Rijk, jawel, Frits en ik gaan Nazi-kunst bekijken. Ik vind het moeilijk, sommige werken zijn echt de moeite waard om beter naar te kijken maar het is Nazi-kunst, je mag het absoluut niet mooi vinden. Ik vind een uitweg, het is mooi maar steriel, het ontbreekt deze kunst aan ziel. Met deze insteek bekijk ik nu deze Nazi-kunst. En ja, het werkt. Mijn ogen zien nu kunst waar het zeker niet aan vakmanschap ontbreekt, het is zelfs wel goed te noemen, maar ziel heeft het niet! Eigenlijk is het wel echt zo. Het is allemaal te strak, te perfect, het lijkt niet meer op de wereld die ik ken.
We worden gesommeerd het museum te verlaten. Door de regen vinden we onze weg terug naar het station en in Utrecht nemen we afscheid. Op het station is er veel bekijks bij een demonstratie omtrent Palestina. Ik blijf even staan voor een foto en om het sentiment te begrijpen. Ik loop door, stap op mijn reisfiets en scheur door de regen naar mijn geliefde. Ik sta nog wel even stil bij de correlatie tussen Holocaust en het Palestina-conflict. Maar wat ik er nu echt van vind?
Even bekruipt het me nog thuis aangekomen, dat nare gevoel van Nazi-Duitsland; de schreeuwende, boze stem van Adolf Hitler die de menigte toespreekt achtervolgt me. Het duurt gelukkig maar eventjes. Ik zet een muziekje op (Leonard Cohen, lekker Joods).