Gisteren liep ik met een vriend door de stad. Ik waardeer deze vriend om zijn scherpzinnigheid. Hij is gehandicapt (niet dat hij daar wat aan kan doen) maar laat zich er niet door uit het veld slaan. Ik bewonder hem oprecht. Zijn kracht zit in zijn karakter.
Enfin, we lopen door de stad (hij rolt) en ineens valt het me op; overal waar we gaan of staan is het sale. Je kunt niet profiteren van 25% korting maar zelfs 50%, of sterker nog: 75%. Fantastisch toch? Ik zie wat kleding, ik heb al lang niet geïnvesteerd in mijn garderobe, alles maar opgedragen. Misschien toch maar wat kopen, nu of nooit zou je zeggen.
Dan begint er bij mij iets te knagen. Is dit niet precies datgene wat ik ben gaan haten? Het consumerisme. Maar je ontsnapt er niet aan. Iedereen heeft kleding nodig en dit is wel echt het moment.
Toch stoort het me. Al dat gekoop. Ik maak een opmerking. Hij heeft net als ik een christelijke achtergrond dus hij snapt dit vast. “Tjsa Frits (zo heet hij) zelfs als pelgrim op deze aarde ontsnap je er niet aan, je moet er wel aan mee doen.”
Dit is eigenlijk voor insiders. Ik zal het proberen uit te leggen. Vanuit de christelijke filosofie ben je hier op aarde slechts een pelgrim, je thuis (toekomst) is die Hemelse Stad en je bent altijd onderweg. Hij snapt het, gelukkig maar.
Terwijl ik dit schrijf bedenk ik me dat monnik worden zo’n slecht idee nog niet is.